In oktober 1963 richtten Schumann en zijn vrienden Bruno Eckardt en Bob Ernstthal het Bread & Puppet Theatre op 148, Delancey Street aan de Lower East Side van New York. In hun huis aan Delancey Street werkte dit jonge kunstcollectief samen met lokale kinderen om duizenden maskers en poppen te maken. Ze waren er in alle soorten en maten, van kleine marionetten en hand-en-stokpoppen tot gigantische poppen van tien voet gebaseerd op Duitse en Vlaamse carnavalstradities, die later het handelsmerk van Bread & Puppet zouden worden. De technieken die Schumann en zijn metgezellen gebruikten waren eenvoudig, schrijft Dupavillion: ‘het basismateriaal was krantenpapier, of inpakpapier dat sterker is, in reepjes gesneden, gedrenkt in lijm en aangebracht op de kleivorm’. Aan het einde van elke voorstelling deelden de poppenspelers altijd zelfgebakken brood uit aan het publiek omdat ze theater als een menselijke basisbehoefte zagen. Deze traditie van het combineren van voedsel en kunst wordt tot op de dag van vandaag bestendigd door Bread & Puppet en wordt om vergelijkbare redenen weerspiegeld in veel hedendaagse community arts-combinaties van kunst en eten.
In tegenstelling tot veel andere radicale theatergroepen uit deze tijd vermeed Schumanns collectief het gebruik van gesproken taal en concentreerde het zich op visuele vormgeving, muziek en choreografie. In 1983 zei Peter Schumann in een interview dat hij weliswaar het vertrouwen in gesproken taal had verloren, mede als reactie op de ijdele beloften van politici, maar dat zijn beslissing om non-verbale taal te gebruiken in zijn werk vooral een artistieke was: ‘Ik ben een beeldmaker. In een beeld grijp je iets op een andere manier dan in woorden. In een beeld grijp je een idee in één ogenblikkelijk beeld. Met woorden begrijp je het door logica, door rede, en het is gewoon een ander proces in de geest.’